DOCUMENTAIRE FOTOGRAFIE
STIJL EN DE FOCUS OP HET SLEUTELBEELD
In paragraaf 3.2 hebben we bij de serie van Mary Remijnse [misbruik in de Katholieke Kerk] kort de term sleutelbeeld aangeduid. In deze paragraaf gaan we daar wat dieper op in. Bovendien oriënteren we ons op het begrip beeldstijl.
BEELDTAAL
Elke foto communiceert. Anders dan met de spreek- en schrijftaal is dat voor de meeste mensen wat minder eenvoudig. Van kinds af aan worden we groot gebracht in onze moedertaal en nog vele jaren later genieten we het onderwijs in de Nederlandse taal. Dat is niet het geval bij het beeld. De communicatie via het beeld verloopt op een andere manier. Spreek en schrijftaal is lineair, de betekenis wordt al luisterend of lezend duidelijk. Beeldtaal manifesteert zich als een geheel en in een keer. De analyse is een ontrafelen van WAT er op staat en HOE het erop staat. Het WAT is het beschrijvende deel van het beeld en het HOE de fotografische en technische toevoeging van de fotograaf. De analyse leidt naar een betekenis van het beeld, weliswaar vanuit het perspectief van de beschouwer.
Een foto van een landschap met veel ruimte en fraai licht maakt dat we worden uitgenodigd om in het landschap te zijn. Het landschap met weinig ruimte om een weg te vinden en veel donkerte zal ons eerder afstoten door de sfeer die het ademt. Maar misschien ben je wel een durfal en zoek je juist de spanning van een survival en vind je die tweede foto wel aantrekkelijker. Het WAT en het HOE zijn de ingrediënten waarmee de fotograaf het moet doen en een betekenis aan een foto kan geven. Daarmee zendt de fotograaf zijn/haar ‘boodschap’ uit. In hoeverre de ‘boodschap’ overkomt, in hoeverre de communicatie slaagt ligt niet alleen aan de fotograaf maar ook aan de beschouwer. De beschouwer is degene die interpreteert. De fotograaf maakt het beeld en de betekenis o.a. vanuit zijn/haar sociaal-culturele achtergrond. De beschouwer kan een andere achtergrond hebben of minder geoefend zijn in ‘de taal van het beeld’ of bepaalde beeldinformatie missen. M.a.w. in zowel de communicatie als de interpretatie kan het nodige misgaan.
Uitgaande van Documentaire Fotografie zijn de fotografen verhalenvertellers. Zij gebruiken beelden -hun beeldtaal- om hun story’s te vertellen. In welke mate je krachtig kunt vertellen ligt aan je creativiteit, je ervaring en je beeldenschat. Vergelijk het met je kinderjaren. Je sprak al een aardig woordje mee en sprak al hele zinnen maar een gesprek op niveau kwam pas veel later toen je woordenschat en begrippenkader flink groter was geworden.
Een fotograaf maakt zijn beelden door middel van het WAT [zijn/haar keuze] en het HOE [de fotografische/technische mogelijkheden/uitwerking].
Wat mij is de kortste definitie van beeldtaal: BEELDTAAL = WAT + HOE
HOE KRACHTIG IS DE TAAL VAN HET BEELD ?
Alle fotografen moeten het hiermee doen. Het idee, concept, thema of onderwerp [WAT] en de wijze waarop het beeld vormgegeven wordt [HOE]. Dat is een proces van leren en doen waarbij de techniek, de ervaring, de creativiteit en de persoonlijkheid een rol spelen. En dan nog hangt het samen met het moment waarop het moet gebeuren. Hieronder staan twee foto’s van de oorlogsfotografen Tim Page [1944] en Philip Jones Griffiths [1936-2008]. Ze waren gelijktijdig bij een overleden meisje in de Vietnamoorlog. Het WAT is feitelijk hetzelfde – ook het doel dat beiden met de foto hadden was hetzelfde, immers het waren persfotografen – maar het HOE is enigszins afwijkend t.o.v. elkaar. Dat laatste bepaalt in mijn ogen het verschil in de betekenis en beeldkracht van de foto’s. Kijk en beoordeel zelf.
Ik neem aan dat je enkele beeldmiddelen kunt noemen die van invloed zijn op de kracht (en het verhaal) van de twee bovenstaande foto’s. Uiteindelijk bepaal jij welke foto de krachtigste is op basis van HOE de fotograaf het heeft uitgewerkt.
BEELDSTIJL = HERKENBARE BEELDTAAL
Als je iemand regelmatig spreekt begrijp je vaak beter wat hij/zij bedoelt te zeggen dan als je iemand maar af en toe eens spreekt. Het woordgebruik, de redeneertrant en nog veel meer maken dat je (vrijwel meteen) betekenis geeft aan wat hij/zij zegt, terwijl de ander aan het praten is. Iemand heeft een bepaalde manier van praten en dat leidt snel tot (een beter) begrip. Tijdens mijn lezingen over beeldstijl vraag ik naar iemands favoriete schrijver. Steevast is het antwoord die en die vanwege het onderwerp of thematiek (-belangstelling-) en de wijze waarop de auteur schrijft bijvoorbeeld korte zinnen zonder moeilijke worden en heel feitelijk (-de schrijfstijl-). Terwijl iemand anders juist kiest voor een meer verbeeldende stijl of voor poëtische zinnen of voor ………
Als fotografen een serie maken zullen ze dat vaak ook vanuit een specifieke stijl doen. Een stijl waarbij er eenduidigheid of consistentie is in zowel de inhoud als de vorm. Dat noemen we dan de beeldstijl die in de serie wordt gebruikt. Met andere woorden de beeldtaal die in elke foto aanwezig is vertoont in een serie een grote overeenkomst in vorm en inhoud. De stijl binnen de serie is herkenbaar en maakt dat het ‘verhaal’ of de ‘story’ duidelijker -eenduidiger- verteld wordt. Als fotografen een vaste stijl ontwikkelen in hun werk -vergelijk met de favoriete schrijver in meerdere boeken- dan spreken we van het oeuvre van een fotograaf.
De stijl waarin een fotograaf werk laat zich heel goed zien in de oude contactstroken van de pre-digitale fotografen. Magnum bracht een boek uit [Engels Paperback 9780500292914] waarin van elke fotograaf van hun agentschap een contactvel was opgenomen met commentaar van de desbetreffende fotograaf en ook de foto die uiteindelijk gekozen is voor de publicatie. Klik hier om naar de website te gaan waarin wordt beschreven hoe Magnum fotograaf Richard Kalvar zijn beroemde foto ‘Woman in the Window’ maakte.
Je hebt kunnen lezen hoe de fotograaf RICHARD KALVAR [1944] aan het werk was tijdens zijn ochtendtrip in New York. Hij maakte de foto’s (vanaf de man die kijkt door het raam / 2e rij) tot de laatste foto van de vrouw die door het raam kijkt (6e rij) in een minuut of vijf. Je kunt in deze contactsheet zijn werkwijze afleiden. Hoe hij bezig is met het beeld ‘te maken’. Hij schiet zijn hele kleinbeeldfilm (36 opnamen) nagenoeg vol met dit onderwerp dat hij overigens toevallig tegenkwam. Hij wordt getriggerd door het spiegelbeeld. Je ziet dat hij zoekt naar het standpunt en de nabijheid waarmee hij rust in de foto kan krijgen door zijn hoofdmotief te isoleren. Steeds maakt hij foto’s met een centrale compositie; natuurlijk om het spiegelend effect optimaal in beeld te krijgen. De hele reeks is beeldrijm en anekdote, compositie/vorm en verhaal. Aan de markeringen van enkele negatieven op het blad (op de 3e, 5e en 6e rij) zie je dat hij ‘zoekt’ naar een zekere mate van abstractie van de persoon en zijn spiegelbeeld. Uiteindelijk kiest hij de foto hieronder: het enigszins dwaze beeld van iemand die in zichzelf opgaat, haar boezem plet tegen de boezem van haarzelf. De foto liegt want als je aan de vrouw zou vragen wat ze aan het doen was, zou het antwoord zijn dat ze de beurskoersen in het bakgebouw aan het lezen was en zo dichtbij moest gaan staan omdat ze het anders niet kon lezen vanwege de reflecties.
Wat uit dit voorbeeld blijkt is dat fotografen tijdens het maken van foto’s bewust of onbewust werken volgens een bepaalde vorm, een bepaalde werkwijze. Als je naar andere fotografen uit het dikke magnumboek kijkt, kom je dat vrijwel overal tegen. Ook vind je veelvuldig het advies ‘ben niet tevreden met één shot maar onderzoek je onderwerp in zijn omgeving!
In het huidige digitale tijdperk lijkt het ‘contactvel’ ver weg. Toch maak ik zelf graag gebruik van de functie van Photoshop in combinatie met Bridge om een of meerdere contactvellen te maken. Uiteraard zijn er ook andere programma’s zoals Lightroom of het gratis eenvoudig programma FASTSTONE IMAGE VIEWER waarmee je in een handomdraai een contactblad kunt maken. Uiteraard doe je dat niet met je grote RAW-bestanden maar de jpg-opnamen in lage resolutie. En je print het op gewoon papier. Voor je selectie is dat al prima.
Nog een voorbeeld, een tikkeltje anders
In deze en vorige paragrafen passeren veel documentaire fotografen die de wereld bestormen met hun camera. In de volgende paragraaf zullen we kennis maken met fotografen die wat dichter bij huis blijven. Hier alvast een voorproefje met Machiel Botman (1955). Niet alleen ‘dicht bij’ maar ook heel persoonlijk en -ik denk- daardoor met een heel eigen beeldtaal. Een mijmerende beeldtaal, een poëtische beeldtaal. Een stijl van werken die heel onderzoekend overkomt. Het is alsof hij de verwondering zoekt in het alledaagse én in de fotografische verschijningsvorm. Hij neemt in de (internationale) fotografiewereld een unieke positie in door zijn onderwerpkeuzen. Ondanks dat hij eigenlijk weinig vertelt over de grote wereld zal menigeen zich herkennen in zijn fotografie. Daarmee krijgt het unieke en persoonlijke in zijn werk toch ook weer een generale of algemene waarde voor vele anderen. Het zijn associatieve vertellingen door een aaneenschakeling van oorspronkelijke en op zich zelf staande momenten. Neem zeker een kijkje op zijn website!
De helpende hand bij het vinden van een beeldstijl van een serie
Beeldstijl in een serie is de consistentie of eenduidigheid in de beeldtaal in de foto’s. Dus je moet op zoek naar de beeldtaal van de foto’s in de serie. Je kijkt dan in eerste instantie op een wat grove manier. Als er naar jouw idee duidelijk afwijkende foto’s in een een serie zitten -afwijkend t.o.v. de meeste in de serie- dan laat je die maar even buiten beschouwing. Met andere woorden je kijkt naar de foto’s die qua beeld en inhoud grote overeenkomsten – de grootste gemene deler- vormen. Van de serie schrijf je aan de hand van die foto’s in een aantal woorden of korte zinnetjes op WAT het thema of onderwerp van de serie is. Bijvoorbeeld:
- het gaat over iemand, een persoon
- die persoon zien we niet echt in de foto’s
- het lijken wel herinneringen aan iemand
- het maakt me wel nieuwsgierig
- ik denk dat het gaat over een verloren liefde
Vervolgens schrijf je op HOE in de meeste foto’s gefotografeerd is. Dat zijn dus technische en fotografische zaken. Bijvoorbeeld:
- meeste foto’s met groothoek
- allemaal een beetje vanuit een wat lager standpunt
- flinke verzadigde kleuren
- in de compositie gebeurt het in het centrum
- maar ik zie ook vaak dat er iets aan de randen gebeurt
- …… ……. ……. ………
Met deze beschrijving van het WAT en het HOE heb je de BEELDSTIJL van de serie te pakken. Op deze manier kun je een serie aardig doorgronden. Tenslotte, in het gunstigste geval, zijn er enkele foto’s die buiten de boot vallen. Als je de fotograaf (persoonlijk) kent -bijvoorbeeld een vriend of iemand uit de club- dan zouden dat interessante foto’s kunnen zijn om met elkaar van gedachten te wisselen wat de betekenis is van die foto’s. Omgekeerd, als jij een serie hebt gemaakt en deze deelt met anderen, schroom dan niet om juist hierover in gesprek te gaan.
SLEUTELBEELD
In paragraaf 3.2 bij de video van Mary Remijnse is het sleutelbeeld al even aan bod geweest. Na het bekijken van de video vroeg ik of bepaalde foto’s waren blijven ‘hangen’. Dat waren kennelijk foto’s die flink indruk hadden gemaakt. Zo zal er ongetwijfeld iemand zijn geweest die de foto van het kind onder de douche als belangrijke foto had getypeerd of de foto van het kind dat de kerk uitholt. Een foto in een serie kan een grote impact hebben door wat er specifiek te zien is. De inhoud waarover de serie gaat lijkt zich samen te ballen in één (of enkele) beeld(en). Dat zou je een sleutelbeeld kunnen noemen. Maar er is nog wel een aanvullende eis voor het begrip sleutelbeeld. De vorm van de foto -de verschijningsvorm of de voorstelling- moeten in lijn zijn met de stijl van de gehele serie.
een serie van een halve eeuw geleden
[Sinds kort is de website van Anders Petersen uit de lucht. De reden is niet bekend. De link in de tekst én in de opdracht werken dus niet. Ik laat echter de links vooralsnog staan omdat misschien e.e.a. hersteld gaat worden. Opdracht B kan dus vooralsnog niet gemaakt worden….]
Anders Petersen [1944] was in 1967 student fotografie en was vaak op de Reperbahn, de rosse buurt in Hamburg te vinden. Toen al en ook nu nog een befaamd, misschien wel enigszins berucht, sex-rock and roll- gebied. Het verhaal gaat dat hij danste met een vrouw en zijn camera op een tafeltje lag waar de bezoekers van cafe Lehmitz mee aan de haal gingen om elkaar te fotograferen. Nu zouden meteen de plaatjes worden bekeken maar toen -in het celluloid-tijdperk- was ‘alles anders’. Enfin, Petersen ontwikkelde de film en ging terug om de zelfgemaakt foto’s uit te delen aan de clientèle; havenarbeiders, kleine oplichters, oudere prostituees, pooiers, drugdealers, travestieten en homoseksuelen. Vaak mensen die een moeilijk leven achter de rug hadden en elders niet geaccepteerd werden. Het ijs was daar, als gevolg van de rijkelijk vloeiende drank, allang gebroken en hij, de jonge fotograaf, besloot er een reportage te gaan maken. Hij leefde met de hoeren en drankorgels en gedurende een jaar of twee was hij er kind aan huis. Het is een realistische -rauwe – serie geworden over de zelfkant van de samenleving. Alhoewel hij een outsider bleef werd hij wel geaccepteerd. Hij bouwde een band op door zijn foto’s aan de stamgasten te laten zien en aan hen te geven. Op die manier kon hij een heel intiem beeld geven van de losbandige, dronken nachten in het café. Naast brallende, lallende en vrolijke feestvierders is er ook een laag in zijn foto’s te zien die gaat over eenzaamheid, wanhoop en pech en weinig hoopvolle relaties. Het zou al snel een soort van extravagante freakshow kunnen worden maar de jonge Anders Petersen heeft kans gezien de echtheid -het authentieke- in zijn omgang met de mensen te geven. Daarmee is het een eerlijke reportage van een vervlogen tijd. Als je naar het andere -ook het recente- werk van hem kijkt zie je dat zijn beeldstijl grote parallellen vertoont met die van toen. Opdracht B gaat over deze reportage/serie.
KERNPUNTEN
Beeldtaal kun je samenvatten in het WAT en het HOE van de foto. Daarbij gaat het van opname tot aan presentatie. Dus ook een eventuele nabewerking valt onder het HOE. Zelfs de presentatievorm kan een rol spelen.
Beeldstijl is een consistente beeldtaal in de gehele serie. Dat wil zeggen dat de inhoud en de vorm in een serie eenduidig is.
Het sleutelbeeld is de foto (zijn enkele foto’s) die de essentie van de serie in zich hebben zowel qua inhoud als qua vorm en een grote impact hebben (op de beschouwer).
OPDRACHT #3.5
Opdracht A: Bekijk de korte video van fotograaf Dougie Wallace hieronder en beantwoord daarna de vragen over beeldstijl.
- Geef een omschrijving WAT Dougie Wallace in beeld wil brengen.
- Geef kenmerken van de fotografische/technische aspecten van de foto’s
MAAK EEN KEUZE UIT OPDRACHT B of C [gelieve niet alle twee de opdrachten in te sturen]
Opdracht B: Bekijk de serie van café Lehmitz die op de site van Anders Petersen staat. Loop er gewoon door en bekijk elke foto enkele seconden. Als je dat enkele keren hebt gedaan moet je maar eens even kijken of je er foto’s (maximaal 3) eruit kunt pikken, die de volgens jou de lading dekken. Dat betekent dat in die ene foto (of enkele foto’s) de sfeer/stemming/verhaal helemaal aanwezig is. Bovendien moet de vorm (het HOE) ook helemaal in lijn zijn met de gehele serie als zodanig. Je kunt de desbetreffende foto’s even downloaden door met je rechtermuisknop te klikken en dan afbeelding opslaan als. Niet meer dan drie en stuur die naar me op.
Opdracht C: Je kunt hier een Pdf downloaden met fotowerk van Anastasia Rudenko. Het is de bedoeling dat je een of enkele sleutelbeelden (nummer) aanwijst met de overwegingen die daartoe leiden en drie beeldstijl kenmerken van de serie noemt.